Champignons zijn eetbare paddenstoelen die ook bekend staan onder de naam 'Parijse champignon'. Champignon is eigenlijk het Franse woord voor paddenstoel. Champignons zijn spierwit, maar hebben ook een bruine variant, beter gekend als 'kastanjechampignon', die hebben een nootachtige smaak. Champignons worden gekweekt in grotten of ondergronds, in een koude en vochtige omgeving. Champignons bestaan voor 95% uit vocht, daarom hebben ze een lage voedingswaarde. Het zijn echter wel bommetjes van goede mineralen en eiwitten. Typische bereidingen zijn champignonroomsoep, champignonroomsaus bij een lekker stukje vlees en vol-au-vent. Grotere exemplaren zijn ideaal om op te vullen.
Champignons moeten altijd een mooie witte kleur hebben, en zo weinig mogelijk vlekjes. Kijk of ze stevig en droog zijn. Bewaar ze in de koelkast in de originele verpakking of een papieren zakje.
Champignons kan je rauw eten, bakken, stoven, koken, wokken... Was champignons nooit, omdat ze water opzuigen. Wrijf ze schoon met een doekje of keukenpapiertje en snij de onderkant van het steeltje weg.. Snij ze in plakjes of stukjes en bereid ze naar eigen wens. Als je champignons bakt, bak ze dan op hoog vuur, champignons kunnen goed tegen hitte en krijgen dan een mooi korstje. Champignons zijn lekker met boter, tijm en knoflook, zoals op een toast champignon.